© Historisch Documentatiecentrum Marinebedrijven
200 Jaar Marinewerf in Den Helder De Franse tijd Vanaf deze tijd veranderde er veel in Nederland. In 1795 werd Nederland bezet door de Fransen en later zelfs bij Frankrijk ingelijfd. Op 27 augustus tot 19 november 1799, tijdens de Tweede coalitieoorlog tegen revolutionair Frankrijk, viel een Brits-Russische invasiemacht de kop van Noord-Holland binnen. De veldtocht had verschillende strategische doelen: > de Bataafse oorlogsvloot uitschakelen voordat deze gebruikt kon worden voor een Franse invasie van Groot-Brittannië > Amsterdam veroveren en een antirevolutionaire opstand in Nederland ontketenen om de Bataafse Republiek ten val te brengen en het Huis Oranje-Nassau te herstellen als stadhouders. Voor de Britten en Russen verliep de expeditie in eerste instantie met succes. Bij de landing bij Callantsoog (ten zuiden van Den Helder) op 27 augustus 1799 tijdens een zonnige morgen, werden onder dekking van het scheepsgeschut, 32.000 mannen, die met een vloot van maar liefst 150 schepen vervoerd werden, op de smalle duinstrook afgezet. Doordat er geen verdedigingswerken waren tegen aanvallen vanuit landzijde werd de verdediging van Fort Helder in het nauw gedreven en besloot de Bataafse Generaal Daendels dat het fort van Den Helder onhoudbaar was geworden en trok het garnizoen terug, het lege fort achterlatend. Deze beslissing van Daendels bleek rampzalig voor het Bataafse moreel en het hijsen van de vlag van de Prins van Oranje, die zich al snel bij de expeditie voegde, ondermijnde de loyaliteit van de Bataafse vloot in de Zuiderzee. Toen de Bataafse admiraal Story eindelijk het besluit nam om de Britse vloot aan te vallen, was er al een grootschalige muiterij uitgebroken, geleid door twee Oranjegezinde officieren, Aegidius van Braam en Theodorus Frederik van de Capellen. Dit leidde tot het Vlieter-incident, de overgave van de Bataafse vloot op 30 augustus, met 632 kanonnen en 3700 man, aan de Britse admiraal Mitchell, zonder dat er ook maar een schot werd afgevuurd. Later ging de Prins van Oranje aan boord van Story's vlaggenschip, de Washington, om gehuldigd te worden door de muiters. Er werden plunderingen gepleegd en grote vernielingen aangebracht in Helder en het Nieuwe Werk. De Brits-Russische troepen vestigden een bruggenhoofd in de Zijpe-polder en namen Alkmaar in na overwinningen in de Slag bij Krabbendam (10 september) en de Slag bij Alkmaar (2 oktober). Wel wisten de Frans-Bataafse verdedigers de geallieerden te verslaan in de Slag bij Bergen op 19 september. Op 6 oktober leden de geallieerden een gevoelige nederlaag in de Slag bij Castricum. Moedeloos vol onderlinge naijver en twist zaten Engelsen en Russen tussen de duinen en de zee. Vanwege de storm konden sloepen met munitie en voedsel niet landen. Het Engelse opperbevel vroeg besprekingen aan. Op 10 oktober tekenden de strijdende partijen de Conventie van Alkmaar waarbij de geallieerde troepen zich terug mochten trekken uit Noord-Holland met behoud van hun buit en zonder herstelbetaling te hoeven doen en kregen een vrije aftocht in ruil voor onbeschadigde vestingwerken in Den Helder. Op 14 oktober verlieten de Prins van Oranje en Bataafse deserteurs het grondgebied en op 18 oktober 1799 tekende de Hertog van York de overgave. De verslagen legers werden in de haven van Den Helder ingescheept om terug te keren naar hun vaderland. Eind november hadden alle Anglo-Russische eenheden het Bataafse grondgebied verlaten. Het Nieuwe Werk was voor een groot gedeelte vernield en moest eerst hersteld worden voordat het weer in gebruik kon worden genomen. In die tijd was Jan Blanken Janszoon (1755-1838), de zoon van een timmerman, die zich ontwikkelde tot een slimme waterbouwkundige, die allerlei tactische wapens bedacht om de macht van het water te bedwingen. De heren ingenieurs keken op hem neer om zijn afkomst en zijn beperkte opleiding. Zij verhinderden zijn toetreden tot het ingenieurskorps. Napoleon doorzag zijn talent wél. Daardoor eindigde hij toch hoog op de maatschappelijke ladder. In 1803 kwam Blanken voor de eerste maal in contact met Napoleon Bonaparte. Met een diplomatieke missie werd hij naar Parijs gestuurd om te onderhandelen over de militaire bijdrage van de Bataafse zusterrepubliek in de oorlog tegen Engeland. Het staatsbewind wilde de neutraliteit bewaren, maar Napoleon wees die af en eiste een hoge militaire bijdrage. Om de dreigende inlijving van de Bataafse republiek bij Frankrijk te voorkomen, ondertekenden de gezanten een defensieverdrag. Daarmee verplichtte de Bataafse republiek zich schepen en soldaten te leveren voor de invasie van Engeland. Het verdrag voorzag in de vestiging van een oorlogsvloot in Den Helder. Blanken zag hier wel brood in. Hij ontwierp in Parijs een plan dat het begin vormde van het latere Willemsoord. In het kader van de slechte verdediging tijdens de Brits-Russische inval in 1799 stelde Blanken een omwalling van Den Helder voor met aan de land- en zeezijde een reeks van forten en batterijen. In de eerste plaats een waterfort aan het einde van de sluitdam bij de haven, daar waar later fort Harssens werd gebouwd, en daar tegenover batterij Wierhoofd. In de tweede plaats een fort bij Kaap Hoofd: fort Erfprins. Een derde fort tussen Huisduinen (Kijkduin) en het Nieuwe Werk: fort Dirksz Admiraal. De forten zouden door een “gemeenschapslinie” verbonden moeten worden. Een oude relatie, mr. Paulus van der Heim, die was opgeklommen tot minister van Marine, droeg Blanken in 1806 voor als directeur-generaal van 's lands zeewerken, een soort ingenieursfunctie welke functie bekrachtigd werd door Lodewijk Napoleon Bonaparte, koning van Holland. Koning Lodewijk, bijgenaamd de Lamme Koning, Lodewijk de Goede en Konijn van Olland , was een jongere broer van keizer Napoleon I en de vader van de latere Franse keizer Napoleon III. In 1806 werd hij op last van zijn broer Napoleon koning van Holland. Historici beschouwden hem lange tijd niet als een zelfstandig vorst, maar louter als een gekroonde gouverneur, in dienst van de echte machthebber Napoleon I. In de tegenwoordige geschiedschrijving wordt genuanceerder gedacht over Lodewijk Napoleons regering. Hij probeerde toch een eigen koers te varen en kwam, tegen de instructies van zijn broer, op voor de belangen van het koninkrijk Holland. Dat leidde tot steeds toenemende conflicten met zijn broer. Als gevolg daarvan trad hij in 1810 zelf af, als teken van protest, en kroonde zijn zoon, toen zes jaar oud, tot koning van Holland. Zeeland en Noord-Brabant waren toen al door Napoleon bij Frankrijk ingelijfd. Na Lodewijks aftreden, werd het hele koninkrijk Holland geannexeerd door Frankrijk. In 1808 werd Jan Blanken gepromoveerd tot inspecteur-generaal. Bijna twintig jaar adviseerde hij in deze functie de koning en zijn ministers over waterwerken in het westen van het land. Blanken stelde op verzoek van de keizer een aantal plannen op voor de verdediging van de zeegaten, de rede van Texel en de marinehaven aan het Nieuwe Diep. Om dat proces in goede banen te leiden werd Blanken met onder anderen de generaal Dirk van Hogendorp en admiraal Carel Hendrik Verheul naar Parijs geroepen. Zijn zoon Jan Anthonie, die hem als landmetertekenaar assisteerde tijdens het verblijf van vier maanden in Parijs, tekende de nodige kaarten. In Parijs bleek dat zijn eerste ontwerpplan uit 1803 voor de haven van het Nieuwe Diep zorgvuldig bewaard was gebleven. Het paste geheel in de wens van Napoleon om langs de kust van het vaste land van Europa een reeks versterkte marinehavens aan te leggen. De komst van de Franse keizer naar Den Helder in 1811 was voor Jan Blanken een bevestiging van zijn vakmanschap. In voorgaande jaren had hij hem zijn ontwerp voor een marinehaven met herstelplaats aan de monding van het “Nieuwe Diep” voorgelegd en toegelicht. Nu kon de keizer zich met eigen ogen van de mogelijkheden in dit uiterste puntje van Noord-Holland overtuigen. De Keizer vond dat er wel wat meer te maken viel van de haven en besloot dat in “Helder” de grootste oorlogshaven, het grootste arsenaal en de grootste marinewerf in Nederland gebouwd moest worden. Aan de inspecteur-generaal der waterstaat, tevens directeur der maritieme werken, die Jan Blanken Jansz. ondertussen geworden was, werd de opdracht verstrekt tot het maken van ontwerptekeningen voor het maritieme etablissement inclusief de v erdedigingswerken, die rond dit etablissement zouden moeten worden opgetrokken. Het was een omvangrijk plan dat behalve het werfterrein ook in uitgebreide vestingwerken binnen de gemeenschapslinie voorzag. Begin 1812 reisde Blanken opnieuw naar Parijs. Nadat hij zijn plannen had voorgelegd aan de ministerraad werden deze op 8 maart 1812 door Napoleon 1 goedgekeurd en Jan Blanken werd belast met de uitvoering ervan. De wijze waarop Napoleon het met de ministers en generaals besprak, maakte grote indruk op hem. Jan Blanken werd door hem benoemd tot ridder in het Legioen van Eer. Tot begin 1813 werden de plannen deels gewijzigd; men heeft zelfs aan de bouw van zeven hellingen in plaats van een droogdok gedacht. Uiteindelijk werden in 1813 de oorspronkelijke plannen van Jan Blanken weer uit de kast gehaald en goedgekeurd. Van de aanleg van vestingwerken rond het etablissement is nooit iets gekomen. De eerdergenoemde havendijk tussen Het Wierhoofd en het voormalige “Nieuwe Werk” was reeds gedeeltelijk voltooid. De politieke situatie gaf de Franse bevelvoerders niet veel tijd meer. Toen aan de Franse overheersing in Den Helder in 1814 een einde kwam, was met het graven van het tegenwoordige droogdok 1 een aanvang gemaakt, het “Groot Magazijn” in de zuidoost hoek van de werf was half opgetrokken en de fundamenten van vier daar westelijk van liggende gebouwen waren gereed.
.
Het plan van Jan Blanken uit 1799. Ingetekend is ook een werf. Rechtsonder "Het Nieuwe Werk".Bron: RAA De landing van Britse troepen bij Callantsoog, schilderij uit 1799 door Dirk Langendijk. Bron Wikipedia Aftocht van de Britse en Russische troepen uit Helder. Bron: Wikipedia
Verder op blad 3, “Koning Willem I”
Jan Blanken Jansz. (1755-1838), Bron: Collectie Rijksmuseum Amsterdam.