© Historisch Documentatiecentrum Marinebedrijven
Monumenten en kunstwerken op de Rijkswerf Willemsoord.
Monument voor Molukse Marinemensen “Berani”
Er is een nieuw monument toegevoegd aan de monumenten op de oude Rijkswerf Willemsoord in Den Helder. Op donderdagmiddag 21 maart 2024 is het monument, genaamd “Berani”, onthuld. Berani komt uit het Maleis en kan vertaalt worden naar "dapper, gedurfd, moedig". Het is een herinnering en eerbetoon aan de eerste generatie Molukse marinemensen die in dienst waren van de Koninklijke Marine. Het monument is in eerste plaats bedoeld voor de 31 mannen die in 1951 naar Nederland kwamen en in Den Helder gingen wonen en daar uiteindelijk bleven met hun gezin. Het monument is geplaatst in de noordoost hoek van het exercitieplein voor de Dukdalf op de oude Rijkswerf Willemsoord nabij de “Gedenkbank De Jongh”. De historie. Nederlands-Indië maakte bijna 130 jaar deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezetten de Japanners dit voormalige Koninkrijksdeel. Na deze bezetting (1945) wilde de Indonesische bevolking onafhankelijkheid. Gezien het economische belang verzette Nederland zich hiertegen met geweld. Met eigen militairen (waaronder rekruten uit Suriname en de Nederlandse Antillen) en met het KNIL-leger (bestaande uit onder andere Molukkers) verloor Nederland uiteindelijk en onder druk van de wereldopinie moest Nederland de strijd opgeven en de onafhankelijkheid van Indonesië accepteren. Nederland zegt recht te willen doen aan de verschillen tussen de Indonesische volkeren en hun de mogelijkheid te bieden tot zelfbeschikking als deelstaat. Op 27 december 1949 wordt de soevereiniteit overgedragen aan de Verenigde Staten van Indonesië, bestaande uit zestien deelstaten. De Indonesische leiders willen echter een eenheidsstaat met een centrale regering op Java. Zij zien de deelstatenrepubliek als een poging van Nederland om Indonesië te verzwakken. Binnen een jaar worden de deelstaten opgeheven en worden de Verenigde Staten van Indonesië vervangen door de Republiek Indonesië. In reactie op het opheffen van de deelstaat Oost-Indonesië roepen Molukkers op Ambon op 25 april 1950 hun eigen republiek uit, de Republik Maluku Selatan (RMS). Ze willen niet bij de eenheidsstaat horen. De RMS’ers hopen op erkenning en steun van de Nederlandse regering en Amerika, maar dat gebeurt niet. Indonesië accepteert de RMS niet en stuurt militairen naar de Molukken om de afscheiding ongedaan te maken. Beide landen belandden in een zestien jarige oorlog (1950-1966) die naar schatting 18.000 doden eiste. Nederland durfde zich, mede onder internationale druk, niet in deze strijd te mengen. De uitroeping van de RMS heeft grote gevolgen voor de Molukse militairen en hun gezinnen, die op dat moment in tangsi’s (kazernes) verspreid over heel Indonesië wonen. Omdat het KNIL op 26 juli 1950 zal worden opgeheven, hebben zij de keus gekregen tussen demobiliseren (burger worden) of overstappen naar het Indonesische leger. Sommigen hebben dat al gedaan, anderen weten niet meer wat ze moeten doen. De meeste Molukse KNIL-militairen scharen zich achter de RMS. Van de Indonesische regering mogen ze niet terug naar de Molukken zolang er gevochten wordt tussen het Indonesische leger en de RMS. Na een aantal maanden wordt de RMS veroverd. Voor hun veiligheid zijn de Molukse militairen en hun gezinnen dan al samengebracht op Java. Een afvaardiging van de militairen, de delegatie Aponno, gaat naar Nederland om te onderhandelen over hun toekomst. Zij winnen een rechtszaak tegen de Nederlandse Staat: Nederland mag hen niet tegen hun wil op Indonesisch, dus vijandig grondgebied demobiliseren. Hun voorstel om naar Nieuw-Guinea, dan nog Nederlands gebied, te worden overgebracht, is voor Indonesië en Nederland onaanvaardbaar. Er wordt geen oplossing gevonden waar alle drie de partijen zich in kunnen vinden. Uiteindelijk besluit de Nederlandse regering de groep tijdelijk naar Nederland over te brengen. ‘Op dienstbevel’, zeggen de Molukse militairen. ‘Op basis van een vrijwillige keuze’, zegt de Nederlandse regering. Op 20 februari 1951 vertrok het schip “Kota Inten” uit Surabaya met de eerste 900 Molukse mensen en het meerde op 21 maart 1951 aan de Lloydpier van de Rotterdamse haven. Deze aankomst op 21 maart 1951 markeert het begin van de Molukse gemeenschap in Nederland. Ze worden gehuisvest in de kampen Vught en Westerbork. In de maanden erna volgen nog 11 transporten die zowel in Rotterdam als in Amsterdam aankomen. Het gaat om ex-KNIL-militairen, schepelingen van de Koninklijke Marine, politiemannen en burgers met hun gezinsleden, in totaal zo’n 12.900 mensen. Iedereen verwacht dat de Molukkers spoedig zullen terugkeren. Het verblijf zal tijdelijk zijn. Bij aankomst wachten de ex-KNIL-militairen een onaangename verrassing, ze worden ontslagen uit militaire dienst. De Molukkers weten niet dat Indonesië bedongen had dat zij niet meer operationeel ingezet zouden worden. Protesten en een rechtszaak tegen de Staat lijken aanvankelijk in hun voordeel uit te vallen, maar blijven uiteindelijk zonder resultaat. Het ontslag blijft gehandhaafd. Het gevoel verraden te zijn terwijl ze altijd trouw waren aan Nederland, zal de verhouding tussen de Molukkers en de Nederlandse overheid voor de komende decennia bepalen. Toen de onafhankelijkheidsstrijd in 1949 eindigde bij de vorming van de Republiek Indonesië kreeg het nog aanwezige inheemse personeel van de marine de keuze: ontslag, overgaan naar de Indonesische marine (ALRI) of in dienst blijven bij de KM. Wat volgde was een massale uitstroom van het overgebleven Indonesische personeel, m.u.v. de Molukkers. Voor de Molukkers die nog bij de KM dienden was het nu bijna onmogelijk om terug te keren naar huis, en de overstap naar de ALRI (lees: de vijand) was al helemaal niet meer aan de orde, 85 Molukse schepelingen bleven in dienst bij de KM. Er was namelijk in Nederlands-Indië geen aparte koloniale marine. De K.M. werd niet opgeheven, ook niet toen deze zich voorgoed terugtrok uit de Indonesische archipel, dus konden deze Molukse schepelingen niet ontslagen worden. Met de boottransporten van 1951 kwamen 67 marine-Molukkers en circa 300 gezinsleden naar Nederland. Nog 32 anderen kwamen op andere wijze hierheen. In Nederland bleven zij werkzaam bij de marine, en hun gezinnen werden op andere locaties ondergebracht dan de naar Nederland overgebrachte KNIL Molukkers. Deze KNIL Molukkers kregen veelal; een woning aangeboden in “Molukse Wijken”, waar alleen Molukkers woonden, met een eigen stichting (buurtcentrum) en kerk. In Nederland werden de marine-Molukkers eerst opgevangen in de voormalige werkkampen en marine-pensions. Deze waren in Medenblik, Klundert, Arnhem en Doorn. Later werden ze normaal gehuisvest in de omgeving van marine kampen, gelegen in Den Helder, Amsterdam en Loosdrecht. Enkelen van hen hadden al bij aankomst de Nederlandse nationaliteit. De anderen kregen de tijdelijke status "Koninklijke Marine Reserve Kort Verband" (KMRKV). Tegen het einde van de jaren '50 begonnen zij, ook mede onder druk van de marine-autoriteiten, de Nederlandse nationaliteit aan te nemen. Tegen 1965 hadden alle marine-Molukkers een Nederlands paspoort. De meeste Molukkers bij de Marine zijn tot aan hun pensioen in dienst gebleven. Omdat zij tussen de plaatselijke bewoners gehuisvest werden, integreerden ze sneller in de Nederlandse samenleving dan hun KNIL lotgenoten. Zij werden onderdeel van de Helderse samenleving en hun nakomelingen daardoor ook. Het monument. Den Helder kent sinds het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw een bloeiende Molukse gemeenschap. Leden van de tweede, derde en vierde generatie hebben zich verenigd in een werkgroep Bangsa Maluku Den Helder. Binnen de werkgroep leefde het idee, om in navolging van zo’n twintig Nederlandse steden, de gemeente Den Helder te vragen om de graven van de Helderse Molukse KNIL- en marinemensen over te nemen. “Het gaat om elf graven en de gemeente zou een mooi signaal afgeven als het de grafrechten zou betalen waardoor de graven ook langer blijven bestaan. Een aantal gemeenten gaat ook een herdenkingsteken oprichten ter nagedachtenis aan deze groep militairen. Dit gebaar zouden we ook graag in Den Helder willen zien”, aldus de drijvende kracht achter Bangsa Maluku, Rob Picauly. De gesprekken hierover met de gemeente liepen nogal moeizaam. “Het was heel moeilijk om iets voor elkaar te krijgen”, volgens Dani Rahakbau van de werkgroep Bangsa Maluku. “Het argument was dat er dan ook andere gemeenschappen zouden aankloppen”. Een belangrijk keerpunt was toen Jan de Boer op 4 maart 2021 als burgemeester van Den Helder was aangesteld. De Boer ging tijdens zijn inwerkfase als burgemeester direct om tafel met de initiatiefnemers. December 2022 diende de lokale politieke partij “Behoorlijk Bestuur” een motie in met als doel om een gedenkteken voor de eerste generatie Molukse Marine mensen te realiseren en daarnaast hun graven een speciale status te geven. Deze motie kreeg raadsbrede steun van alle politieke partijen. De plaats van het monument zou, naar de wens van de werkgroep Bangsa Maluku, op het exercitieplein nabij het Marinemuseum op de oude rijkswerf Willemsoord moeten zijn. Hierover werden oriënterende gesprekken met de marine gevoerd. Dit heeft geresulteerd in toestemming voor de plaats in de noordoost hoek van het exercitiepleinnabij de “Gedenkbank De Jongh”. Dani Rahakbau van de werkgroep Bangsa Maluku tekende de schetsen van het monument en stapte vervolgens op kunstenaar Peter Jonas af, deze Helderse kunstenaar ging het monument te maken. Peter Jonas is een meesterlasser die zich al vele jaren als beeldend kunstenaar bezighoudt met het construeren van kunstwerken in staal, ofwel figuratieve kunst met een abstract tintje. Zijn creaties zijn ondertussen al op tal van locaties in de Noordkop te bewonderen. Eén van de bekendste is de stalen walvis die op een vier ton wegende sokkel bij het centrale dorpsplein van Huisduinen staat maar ook de prachtig aangelichte stalen stier bij de ingang van restaurant Flow in het centrum van Den Helder en verder zijn in de beeldentuin van Scholen aan Zee, het Willemsoordcomplex en in de Helderse Vallei diverse creaties van zijn hand te vinden. Het ontwerp van Dani Rahakbau werd nog verschillende malen aangepast maar uiteindelijk was men het eens met het ontwerp. Alle wensen vanuit nabestaanden zijn in het monument verwerkt. Op donderdagmiddag 21 maart 2024 was het zover, het monument werd onthuld door Cobus Bernardus die op dat moment al 95 jaar was. Cobus Bernardus was van de eerste generatie die huis en haard verliet om naar Nederland te gaan om bij de de Nederlandse marine aan het werk te gaan. Van de ruim honderd marinemensen die begin jaren vijftig naar Nederland kwamen is hij de enigste die nog in leven was tijdens de onthulling. Na de onthulling werden de namen van de 31 Helderse marine-Molukkers van de eerste generatie één voor één afgeroepen waarbij een familielid naar voren stapte met een roos die bij het monument werd neergelegd. De emoties zijn zichtbaar, de Molukse marinemensen hebben volgens Rob Picauly nu eindelijk erkenning.
KNIL-militairen op Ambon krijgen sportles,1945                      Bron NIMH Het vetrek van de Kota Inten uit Surabaya op 20 februari 1951.                Bron:Collectie Moluks Historisch Museum Marcherende soldaten van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), 1947.              Bron NIMH
Aankomst Molukkers in Nederland in 1951 Bron: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
De plaat met de 31 namen.    Bron: A. Hoek
0:00
/
2:39
0:00
/
0:15